Het was een koude en stormachtige donderdagochtend op 30 december 1920 toen de inwoners van Gaast in de noordwestelijke richting een schip zagen dat vast leek te zitten in de vaargeul van de Boontjes. Het was het aakschip “Anna” uit Amsterdam onder leiding van schipper P. Van den Berg. Met een bemanning van vijf personen, waren zij op weg van Amsterdam naar Franeker, met een lading zand aan boord.

De bootsman van de reddingsvlet van Gaast, G. Van Kalsbeek, raadpleegde de Commissie over de situatie. De stormachtige weersomstandigheden en de noordwestelijke wind voorspelden een moeilijke en gevaarlijke reddingsactie. De Commissie besliste echter dat een onderzoek noodzakelijk was. Mocht de reis naar het schip uiteindelijk vergeefs blijken, dan zou de tocht worden beschouwd als een oefening.

Om ongeveer half 11 in de ochtend, in het aangezicht van de storm, ging de reddingsvlet de zee op. Behalve bootsman Van Kalsbeek, bevonden de roeiers M. Van Klassieke, R. De Vries, Melle de Boer en Anne D. De Boer zich aan boord. Ze zeilden richting het schip, dat vanaf de kust nauwelijks zichtbaar was door de slechte weersomstandigheden.

Toen ze het schip naderden, zagen ze dat het voor anker lag in de Boontjes, maar gevaarlijk dicht bij de branding. De golven sloegen over het dek van het schip, maar de schipper durfde de zeilen niet in te halen uit angst vast te raken. Hij wenste samen met zijn twee zoons van 18 en 24 jaar oud aan boord te blijven, maar verzocht of zijn vrouw en een 21-jarige dochter konden worden geëvacueerd. De bemanning van de reddingsvlet bracht de twee vrouwen in veiligheid en keerde om half een terug naar de kust.

De schipper van de “Anna” had afgesproken dat hij een signaal zou geven als hij zich in levensgevaar zou bevinden. Bovendien vroeg hij of een van de bemanningsleden naar Makkum kon gaan om telefonisch een sleepboot uit Harlingen op te roepen. Roeier Melle de Boer nam deze taak op zich.

Op de terugweg van Makkum merkte De Boer dat er vanaf het schip een noodsignaal werd gegeven. Onmiddellijk ging de reddingsboot weer te water, dit keer met Douwe M. De Boer als extra bemanningslid. Bij aankomst bij het schip zagen ze dat een sleepboot het akschip trok. Door de ruwe weersomstandigheden en de grote afstand konden ze echter geen personen aan boord onderscheiden. Na deze waarneming keerden ze terug naar de kust.

Om acht uur ‘s avonds kwam er een telegrafisch bericht uit Harlingen bij commissielid J.R. vd Leij: het schip en de bemanning waren veilig de haven van Harlingen binnengekomen. De volgende ochtend kwamen de schipper en de sleepdienstondernemer naar Gaast om de moeder en dochter op te halen, die liefdevol waren opgenomen door Melle de Boer.

Dit incident bleef een bijzondere herinnering in de geschiedenis van Gaast en zijn reddingsoperaties. Het toonde de moed en vastberadenheid van de bemanning van de reddingsvlet en hun bereidheid om in de meest gevaarlijke omstandigheden hulp te bieden aan zeelieden in nood. Het illustreert ook de kracht van de gemeenschap in Gaast, die onmiddellijk klaarstond om de vrouw en dochter van de schipper op te vangen. Deze gebeurtenis vormt nog steeds een essentieel onderdeel van de trotse maritieme geschiedenis van Gaast en de Friesland regio.

[cool-content-timeline layout=”default” designs=”default” skin=”default” post-type=”post” taxonomy=”category” post-category=”reddingen” date-format=”F j” based=”default” pagination=”default” filters=”no” icons=”YES” animation=”fade-up” show-posts=”100″ story-content=”short” order=”ASC”]